Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik stelde [28]mij voor [29]tot den morgenstond toe; gelijk een leeuw, alzo zal [30]Hij al mijn [31]beenderen breken; [32]van den dag tot den nacht, zult Gij [33]mij ten einde gebracht hebben. 28. Te weten in mijne gedachten; dat is, ik dacht. Anders: ik rekende tot den morgen, dat Hij als een leeuw al mijne beenderen zou breken. Of aldus: ik stelde mij hem tot den morgen toe, als een leeuw, dat Hij alzo al mijne beenderen zou breken, enz. 29. Te weten mag ik leven, of mocht ik toch tot morgen leven. Het volgende nemen anderen aldus: [doch] Hij brak gelijk een leeuw al mijn beenderen. 30. Te weten God, of zij; te weten de ziekte, of de ellende; zie Job 10:16. 31. Zie Job 7:15. 32. Dat is, nog heden, eer de nacht komt. 33. Dat is, mijn leven, mijne jaren.